Hondje
Evean Inzicht, augustus 2009
Mijn bovenbuurman, Ome Henk wordt hij in de buurt genoemd, is hoogbejaard, 89 jaar, maar tot voor kort nog relatief fit van lijf en leden.
Ome Henk is een man van regelmaat; op gezette tijden maakte hij driemaal daags zijn ronde met zijn hondje. Maakte, want in deze routine kwam de laatste tijd de klad. Steeds minder vaak zag ik hem naar buiten stiefelen, en als het al gebeurde dan droeg hij zijn voorheen dartele hondje meestal als een kind in de armen.
‘Hij wordt oud en stram, net als ik,’ zei ome Henk op een dag. Enige tijd later sprak ik hem opnieuw. Hij had zijn hondje naar de dierenarts gebracht. Reuma, ouderdom, tot op het bot versleten. Zijn hondje was op, een laatste spuitje was het enige wat restte… Ome Henk keek me dof aan. ‘Nu moeten ze dit oude baasje ook maar opruimen,’ zei hij en probeerde erbij te lachen. Ik wenste hem sterkte en mompelde zoiets als dat hij de rug moest rechthouden.
Nog zelden zag ik hem naar buiten komen. En wanneer ik hem sprak, zag ik de eenzaamheid in zijn hangende mondhoeken en samengeknepen kraalogen. Op een dag kwamen brandweer en ziekenwagen ome Henk ophalen. Hij was gevallen en zeer ongelukkig terecht gekomen; dwarslaesie vanaf de nek.
Drie dagen later zocht ik hem op in het ziekenhuis. De eenzaamheid in zijn mondhoeken was vertrokken in een wanhopige, onmachtige grijns: ‘Daar lig ik dan, hondje op en ik verlamd tot aan mijn strot.’
Voor het eerst hoorde ik bitterheid in de stem van deze zachtmoedige oude man. Boven zijn bed hing één kaart met een beterschapwens van een andere buurman.
‘Wilt u liever dood?’ vroeg ik.
‘Natuurlijk, jongen, wat moet ik nog?’
Ik knikte en vroeg wat de artsen ervan vonden.
‘Dat ik niet minimaal ben of zoiets,’ mompelde ome Henk.
Ik vroeg hem wat daarmee bedoeld werd.
‘Dat ik nog niet verrot genoeg ben voor een spuitje.’ Hij keek me strak aan.
‘U bent niet terminaal, dat bedoelen ze waarschijnlijk,’ zei ik.
‘Ja, dat is het woord,’ zuchtte ome Henk. ‘Mijn hondje krijgt een spuitje en ik niet. Snap jij dat nou?”
Ik schudde mijn hoofd en pakte zijn hand die koud en levenloos aanvoelde.