De appelmoeszuster

Evean Inzicht, februari 2005

De zorg, zo luidt het cliché, is een roeping. Natuurlijk, in de opleiding moet je veel dingen leren. Maar het belangrijkste kun je niet leren. Je hebt het in je of niet: toewijding, mensenkennis en vooral liefde. Een verzorgster die dat had, liet op een dag alle hoogopgeleide ‘deskundigen’ het nakijken…

 

Het was vlak voor kerst. Mijn moeder verhuisde van de afdeling neurologie naar een verpleeghuisafdeling in het ziekenhuis. Linkszijdig verlamd, in een rolstoel, en verder opgezadeld met een flink aantal stoornissen. Eén daarvan was een slikstoornis, waardoor ze wekenlang afhankelijk was van sondevoeding.

Die ochtend had ik een gesprek met de neuroloog. Hij maakte zich zorgen over de slikstoornis. Verpleegkundigen en logopedisten adviseerden een PEG-sonde. De neuroloog had een nieuwe CT-scan gemaakt, maar dat maakte hem ook niet veel wijzer.

‘Wat denk jij, is het angst?’, vroeg hij mij. Ik dacht terug aan de momenten dat ik erbij was wanneer de logopediste met de beste bedoeling mijn moeder probeerde te laten slikken. Met een lepel water aangelengd met maïzena: ‘Als u voelt dat het niet gaat, dan meteen weer uitspugen hoor. Anders verslikt u zich en dan zijn we verder van huis.’

‘Ja,’ zei ik tegen de neuroloog. ‘De angst schiet in haar ogen als de logopediste met die lepel aan komt zetten.’ De neuroloog knikte instemmend en wenste mij veel sterkte.

 

Even later duwde ik mijn moeder in haar rolstoel de verpleeghuisafdeling op. Een vrolijke Surinaamse verzorgster met een enorme kerstmuts op begroette haar warm en uitbundig. ‘Welkom mevrouw. Vrolijk kerstfeest.’ Het klikte direct tussen die twee.

De volgende dag kwam ik bij mijn moeder. ‘Ik heb gisteravond appelmoes gegeten,’ zei ze. Ik dacht dat ze in de war was. Maar even later verscheen de Surinaamse met kerstmuts op in de deuropening. ‘Daar is mijn appelmoeszuster,’ zei mijn moeder.

‘Ja, dat ging goed, lieverd, en hier heb ik nog meer appelmoes.’ Verbouwereerd keek ik toe hoe mijn moeder vol vertrouwen in haar appelmoeszuster de ene hap na de andere naar binnen werkte. De vrolijke verzorgster keek mij lachend aan: ‘Dat zag ik direct hoor, die lieverd had slikangst. Heb jij trouwens die troep wel eens geproefd die logopedisten naar binnen douwen?’

Binnen een week at mijn moeder, gevoed door haar appelmoeszuster, weer normaal. Een paar weken daarna vertrok ze naar een ander verpleeghuis. Ze namen ontroerd afscheid van elkaar. En steeds wanneer mijn moeder appelmoes at, keek ze me weemoedig aan: ‘Hoe zou het met mijn appelmoeszuster zijn?’